De nieuwe hemel en de nieuwe aarde

Inleiding

“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn, ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw..” (Openbaring 21:1-5)

 In het boek Openbaring laat Jezus aan Johannes zien wat er in de toekomst gaat gebeuren. “En hij zei tegen mij: Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig. En de Heere, de God van de heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden om Zijn dienstknechten te laten zien wat met spoed moet gebeuren. En zie, Ik kom spoedig. Zalig is hij die de woorden van de profetie van dit boek in acht neemt.” (Openbaring 22:6,7) In hoofdstuk 6-18 laat Jezus aan Johannes de vreselijke oordelen van de grote verdrukking zien. In hoofdstuk 19 laat Hij Johannes in een visioen Zijn terugkomst zien. In hoofdstuk 20 ziet Johannes hoe aan het begin van het duizendjarige vrederijk de satan gebonden wordt. Ook ziet hij in dit hoofdstuk het laatste oordeel dat gelijk na het duizendjarige vrederijk plaats zal vinden. Het laatste dat Jezus aan Johannes laat zien is de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dit visioen wordt in de laatste twee hoofdstukken van het boek Openbaring beschreven.

In deze Bijbelstudie zullen we bij dit visioen stil staan. Dat doen we in drie punten. Het visioen valt namelijk uiteen in drie stukken. Het eerste wat Johannes ziet is de  nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het hemelse Jeruzalem dat daar op neerdaalt. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 21:1-8. Vervolgens wordt Johannes door een engel uitgenodigd om het hemelse Jeruzalem nader te bekijken. Zijn bevindingen beschrijft hij in hoofdstuk 21:9-27. Tot slot vestigt de engel de aandacht van Johannes op de rivier van het water des levens die ontspringt uit de troon van God. Tussen deze beschrijving door leren we van alles over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het hemelse Jeruzalem dat daar het centrum van is. We leren hoe de toestand van de mensen op deze nieuwe hemel en nieuwe aarde zal zijn. Ook leren we wie daar wel en wie daar niet zullen zijn.

1. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde

  •  “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.” (Openbaring 21:1,2)

Het eerste wat Johannes in zijn laatste visioen ziet is het neerdalen van het hemelse Jeruzalem op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. De oude aarde en de oude hemel zijn er niet meer. “want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan.” Deze zijn vlak daarvoor in vlammen opgegaan. “…Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden.” (2 Petrus 3:10). Zie ook 2 Petrus 3:11-13

De toestand van de mensen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde

  • “En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar. ” (Openbaring 21:3-5)

Terwijl Johannes naar dit adembenemende tafereel staat te kijken hoort Hij een stem uit de hemel. Deze stem beschrijft de zalige toestand van de mensen die op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde wonen. Het eerste dat deze hemelse stem noemt is het feit dat God Zelf bij de mensen woont. “En God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” Het tweede dat deze stem benadrukt zijn de dingen die er op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde niet meer zullen zijn. Op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal er geen dood meer zijn. Ook zal er geen rouw, jammerklacht of moeite meer zijn. Kortom de toestand waarin de mensen verkeren is volmaakt. Er zal geen moeite, zorg, lijden en dood meer zijn, zoals op deze aarde. Deze toestand is zo heerlijk dat het verdriet dat wij op deze aarde beleven volledig vergeten zal zijn. God zal al de tranen van onze ogen wissen. “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen”

Misschien kunnen wij ons dat op dit moment moeilijk voorstellen, maar toch zal dat zo zijn. De eeuwige heerlijkheid op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde weegt vele malen zwaarder dan ons verdriet op deze aarde (2 Korinthe 4:16-18).

Wie er op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen leven

  •  “En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, Wie dorst heeft, zal ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal alles beërven en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn. Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood. ” (Openbaring 21:6-8)

 Op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn alleen de gelovigen. Zij zijn het die op de uitnodiging van Jezus zijn ingegaan. “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het water des levens nemen, voor niets.”  (Openbaring 22:17) “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken” (Johannes 7:37) Zij zijn het ook die overwonnen hebben. Daarmee wordt bedoeld dat ze ondanks de vele verdrukkingen hier op aarde, volhard hebben in het geloof.

De ongelovigen zullen niet op de nieuwe aarde en de nieuwe hemel zijn. Hun deel is de poel die van vuur en zwavel brandt. Dat is de hel. Zij zijn in deze plaats omdat zij  zich niet van hun zonden hebben laten schoonwassen.  “Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen slapen, dieven, hebzuchtingen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven. Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God.” (1 Korhinthe 6:10,11)

2. Het hemelse Jeruzalem

 Nadat Johannes uitleg heeft gekregen over de toestand van de gelovigen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, wordt hij door een engel uitgenodigd om het hemelse Jeruzalem nader te bekijken. De engel neemt hem mee naar een hoge berg. Op deze berg staat het heilige Jeruzalem dat uit de hemel neergedaald is.

  •  “En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien. En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.” (Openbaring 21:9,10)

In de verzen die hierop volgen beschrijft Johannes de omvang en de schitterende pracht van het hemelse Jeruzalem.

  • “Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis. Zij had een grote en hoge muur met twaalf poorten, en bij die poorten twaalf engelen. Ook waren er namen op geschreven, namelijk van de twaalf stammen van de Israëlieten. Drie poorten op het oosten, drie poorten op het noorden, drie poorten op het zuiden, en drie poorten op het westen. En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. En hij die met mij sprak, had een gouden meetlat om de stad op te meten, en haar poorten, en haar muur. En de stad lag daar als een vierkant, haar lengte was even groot als haar breedte. En hij mat de stad met de meetlat op: twaalfduizend stadïen. Haar lengte, breedte en hoogte waren gelijk. En hij mat haar muur op: honderdvierenveertig el, een mensenmaat, die ook de maat van een engel is. En het bouwmateriaal van de muur was jaspis en de stad was zuiver goud, gelijk aan zuiver glas. En de fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, het vijfde onyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist En de twaalf poorten waren twaalf parels, Elke poort apart bestond uit één parel, en de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas. ” (Openbaring 21:11-21)

 Het hemelse Jeruzalem is onvoorstelbaar groot. Vele malen groter dan welke stad ook hier op aarde. Dat moet ook, want in deze stad zullen alle verlosten wonen. Zowel de gelovigen uit de oudtestamentische tijd als de gelovigen uit de nieuwtestamentische tijd.  Dit wordt aangegeven door de namen van de poorten en de namen van de fundamenten. De poorten zijn genoemd naar de twaalf stammen van Israël. De fundamenten naar de twaalf apostelen. Het bouwmateriaal van de stad is van de meest kostbare soort: de poorten zijn van diamant, de straten van zuiver goud, de fundamenten zijn versierd met verschillende soorten juwelen.

 In vers 22-27 worden nog een aantal opmerkelijke feiten over deze stad opgesomd.

  • “Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God , is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp. En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer erin. En haar poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want daar zal geen nacht zijn. En zij zullen de heerlijkheid en de eer van de naties daarin brengen. Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.” (Openbaring 21:22-27)

In vers 3 van hoofdstuk 21 werd benadrukt dat God zelf op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde aanwezig zal zijn. God zal onder de mensen wonen. In deze verzen wordt uitgelegd waar dat zal zijn. God zal in het hemelse Jeruzalem wonen. Midden in deze stad zal de troon van God staan. “En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zij Naam zal op hun voorhoofd zijn.” (Openbaring 22:3,4). Om die reden zal er geen tempel meer zijn. Een tempel is overbodig geworden.

Net zoals op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde is in het hemelse Jeruzalem geen plaats voor de ongelovigen. In de stad zal niets onreins binnenkomen. Alleen de gelovigen mogen in deze stad komen.

3. De rivier van levend water

  •  “En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam. In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken. En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn. En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid. ” (Openbaring 22:1-5)

 Het laatste wat Johannes ziet is de rivier van levend water die ontspringt uit het midden van de troon. Aan beide zeiden van de rivier bevindt zich het geboomte des levens. Beiden staan symbool voor het eeuwige leven dat de mensen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde bezitten.[1]

De eeuwige toestand van de gelovigen kan niet beter samengevat worden dan met de woorden: “En geen enkele vervloeking zal er meer zijn”.  Het volmaakte is eindelijk gekomen, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal niets vervloekts meer zijn. Geen zonde, geen dood en ook geen lijden. We zullen voor eeuwig in de tegenwoordigheid van God verkeren
Toetsvragen
1. In welke hoofdstukken van het boek Openbaring wordt de nieuwe hemel en de nieuwe aarde beschreven?
2. Geef een opsomming van de  gebeurtenissen die in Openbaring 6-22 worden beschreven.
3. Beschrijf aan de hand van Openbaring 21:3-5 de toestand van de gelovigen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
4. Leg uit wie er wel en wie er niet op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen zijn?
5. Welke stad is het centrum van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde?
6. Naar wie zijn de poorten van deze stad vernoemd?
7. Naar wie zijn de fundamenten van deze stad vernoemd?
8. Waarom heeft deze stad het licht van de zon en de maan niet nodig?
9. Waar op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde staat de troon van God?
10.Wat komt er volgens Openbaring 22:1 uit deze troon?

[1] “En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.” In de eeuwigheid op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde is geen ziekte en dood meer (Openbaring 21:4).   Er is op de nieuwe hemel en aarde dus geen genezing nodig. Deze zin moet daarom terug zien op het duizendjarige vrederijk. In het duizendjarige vrederijk stroomt er ook een rivier door Jeruzalem. Aan beide zijden van deze rivier staat, net als op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het geboomte des levens (Ezechiel 47:12).  Tijdens het duizendjarige vrederijk kunnen de volken hier genezing vinden voor hun kwalen. Dat deze zin terug ziet op het duizendjarige vrederijk blijkt ook uit de zin die er direct op volgt. “En geen enkele vervloeking zal er meer zijn”. Op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde is er niets vervloekts meer, ook geen ziekte.