Inleiding
De Godheid van Jezus is in de kerkgeschiedenis herhaaldelijk aangevallen. In alle eeuwen van de kerkgeschiedenis zijn er mensen geweest die loochenden dat Jezus God is. Ook vandaag de dag zijn er mensen die zich christen noemen en ontkennen dat Jezus waarlijk God is. De bekendste zijn ongetwijfeld de zogenaamde Jehovagetuigen. Deze mensen zijn ernstig misleid. Ze geloven in een andere Jezus, niet in de Jezus van de Bijbel (2 Korinthe 11:4). Wie niet in de Jezus van de Bijbel gelooft zal voor eeuwig verloren gaan (Johannes 8:23,24).
De kans dat jij te maken zult krijgen met mensen die de Godheid van Jezus ontkennen is groot. We moeten in de eerste plaats de bijbelse argumenten voor de Godheid, die in hoofdstuk negen zijn besproken, kennen. Daarnaast is het ook nuttig om de argumenten die tegen de godheid van Christus worden ingebracht en de weerlegging daarvan te kennen.
De argumenten tegen de Godheid van Jezus komen over het algemeen op het volgende neer:
1. Er is maar één God, dat is de Vader. Dus, zo concludeert men, Jezus kan niet God zijn. Anders zouden er twee goden zijn en dat kan niet volgens de Bijbel.
In bijbelstudie vijf wordt deze redenering weerlegd. God is een drie-enig God. Vader, Zoon en Heilige Geest. Eén van de personen van de ene God is dus Jezus, de Zoon.
2. Jezus is een schepsel. Een schepsel kan geen God zijn, want God is ongeschapen.
Als bewijs worden enkele teksten aangevoerd waar over Jezus gesproken wordt als:
-Eerstgeborene
In Kolossenzen 1:15 wordt Jezus: “de Eerstgeborene van heel de schepping ” genoemd. Daarmee zou, zo beweert men, bedoeld worden dat Jezus het eerste en dus voornaamste schepsel van God is. Ook wordt gewezen op het woord Eerstgeborene, daarmee zou bedoeld worden dat Jezus niet eeuwig is maar een begin had. Hij werd namelijk geboren.
-Eniggeborene
Dit wordt in het nieuwe testament vijf keer van Jezus gezegd (Johannes 1:14,18; 3:16,18; 1 Johannes 4:9). Ook uit deze verzen wordt afgeleid dat Jezus geboren is en dus een begin zou hebben.
-Het begin van de Schepping Gods. (Openbaring 3:14)
Uit dit vers wordt, net als uit Kolossenzen 1:15, afgeleid dat Jezus het voornaamste schepsel van God is, en dus niet God zelf.
Weerlegging
-Eerstgeborene
“Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. En Hij is voor alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.” (Kolossenzen 1:15-17)
Met de uitdrukking “Eerstgeborene van heel de schepping” wordt niet bedoeld dat Jezus het voornaamste schepsel is. Dat kan niet met dit vers bedoeld worden, want dit vers zegt heel duidelijk dat Jezus alles geschapen heeft. Hij is dus de Schepper van alles wat bestaat. Zelf is Hij niet geschapen, want aan het eind van dit vers wordt van Jezus gezegd dat Hij “voor alle dingen is”.
Wat wordt er dan wel mee bedoeld? Als we even verder lezen wordt het meteen duidelijk. Het begin van het vers luidt: “Hij is….de Eerstgeborene van heel de schepping. Want door Hem zijn alle dingen geschapen…”. Waarom is Jezus de Eerstgeborene van heel de schepping, omdat hij het voornaamste schepsel is, het eerste schepsel dat God schiep? Nee, dat is niet de reden, Hij is de Eerstgeborene van heel de schepping omdat Hij alles geschapen heeft.
Met deze uitdrukking wordt bedoeld dat Jezus onder alles wat geschapen is, hoewel zelf geen schepsel, de eerste plaats inneemt. Hij is het hoofd van de schepping.
-Eniggeborene
“Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.” (Johannes 1:18)
Wordt daarmee bedoeld dat Jezus geboren werd en dus een begin had? Nee, dat kan niet met dit vers bedoeld zijn. Jezus werd tweeduizend jaar geleden als mens geboren, maar als God heeft Hij geen begin. Als we beginnen bij Johannes 1:1 en verder lezen tot Johannes 1:18 wordt dat duidelijk. “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” (Johannes 1:1-3). Hier wordt van Jezus gezegd dat Hij God is. Als Hij God is, is Hij ongeschapen, en heeft Hij geen begin. Ook wordt van Jezus gezegd dat Hij alle dingen gemaakt heeft. Zelf is Hij dus niet gemaakt.
De uitdrukking Eniggeborene wijst op de liefde die de Vader voor Zijn Zoon heeft. Hij is het meest kostbare, het dierbaarste wat Hij heeft. Ook laat het zien hoe groot Gods liefde voor ons is. Hij heeft namelijk het kostbaarste dat Hij had, Zijn enige Zoon, voor ons gegeven aan het kruis (Johannes 3:16,17; 1 Johannes 4:9,10).
-Het begin van Gods schepping
“En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping” (Openbaring 3:14)
Begin betekent hier niet het eerste schepsel. Begin betekent hier oorsprong. Dat moet wel want in Kolossenzen 1:15-17 en Johannes 1:1-3 wordt zeer duidelijk gezegd dat Jezus alles geschapen heeft. Hij is dus geen schepsel maar de Schepper. Net zoals een huis begint in de gedachten van de architect is de schepping begonnen met Jezus. De architect is de oorsprong van het huis, de persoon met wie het allemaal begint. Zo is Jezus ook de oorsprong van de schepping, de persoon met wie het scheppingswerk begonnen is.
3. In het Nieuwe Testament wordt over Jezus gesproken als ondergeschikt aan de Vader. Daaruit zou blijken dat Jezus geen God is.
Als bewijs wordt ondermeer op de volgende teksten gewezen: “Want de Vader is meer dan Ik” (Johannes 14:28) “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God” (Johannes 20:17) “Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon Zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen” (1 Korinthe 15:28) Ook wordt gewezen op teksten waar we lezen dat God Jezus verhoogd. “Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam” (Filippenzen 2:9)
Weerlegging
“Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.” (Filippenzen 2:5-8)
Jezus heeft toen Hij mens werd de ‘gestalte van een slaaf’ aangenomen. Voordat Jezus mens werd was hij dus nog geen slaaf. Dat is Hij pas geworden toen Hij mens werd. Vanaf dat moment werd Hij, die de Sterke God en Eeuwige Vader is (Jesaja 9:5), ook de dienstknecht des Heren (Jesaja 42:1-7). Deze onderwerping aan de Vader is een vrijwillige keuze van Jezus, die Hij gemaakt heeft omdat Hij ons liefhad en ons wilde verlossen. “Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God.” (Hebreeen 10:5-7).
Jezus heeft zich dus toen Hij mens werd vrijwillig onder de Vader gesteld. Daarom zijn er teksten in het Nieuwe Testament die over Jezus spreken als ondergeschikt aan de Vader. Dat is ook de reden dat Jezus zegt: “de Vader is meer dan Mij” en “Ik ga tot mijn God en uw God”. Ook Filippenzen 2:9 kunnen we alleen maar begrijpen vanuit Filippenzen 2:5-8. De Vader verhoogd Jezus uit de nederige positie die Hij vrijwillig ingenomen heeft toen Hij mens werd.
4. In het Nieuwe Testament wordt over Jezus gesproken als afhankelijk van de Vader. Daaruit zou blijken dat Jezus geen God is.
“de Zoon kan niets doen van Zichzelf of Hij moet het de Vader zien doen.” (Johannes 5:19). Als bewijs wordt op teksten, zoals deze tekst uit Johannes vijf, gewezen. Ook wordt gewezen op teksten waar gesproken wordt over God de Vader die Jezus macht geeft. Een voorbeeld vinden we in Johannes vijf: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat wie hem horen, zullen leven. Want zoals de Vader het leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf; en Hij heeft Hem ook macht gegeven om oordeel te vellen, omdat Hij de Zoon des mensen is.” (Johannes 5:25-27). Hier lezen we dat God de Vader, de Zoon macht gegeven heeft om doden op te wekken en oordeel te vellen.
Weerlegging
Deze redenering is eenvoudig te weerleggen door te wijzen op het feit dat Jezus zichzelf ontledigd heeft. Hier hebben we het in bijbelstudie acht over gehad. Jezus is mens geworden en zag vanaf die tijd vrijwillig af van de zelfstandige uitoefening van zijn macht als God. Jezus hield nadat Hij mens werd niet op God te zijn, maar Hij zag er vanaf om zelfstandig, onafhankelijk van de Vader, zijn goddelijke eigenschappen te gebruiken. Een mooi voorbeeld vinden we in Mattheüs vier. Dit gedeelte gaat over de verzoeking in de woestijn. De satan probeerde Jezus zo ver te brengen dat Hij stenen in brood zou veranderen (Mattheüs 4:1-3). Dat had Jezus kunnen doen, Hij was immers God en dus almachtig. Toch deed Hij dit niet, want hier op aarde deed Hij niets zonder de Vader (Johannes 5:19). Daarom lezen we ook dat de Vader Jezus macht geeft (Johannes 5:25-27). Jezus heeft deze macht omdat Hij God is. Maar vanaf het moment dat Hij mens werd oefent Hij deze macht niet meer zelfstandig uit. Hij oefent deze macht uit omdat de Vader Hem deze gegeven heeft.
5. Jezus deelt in de beperktheden van het menselijk bestaan. Jezus weet bijvoorbeeld niet alles. Daarom is Hij geen God.
In bijbelstudie acht hebben we het hier al over gehad. Dat Jezus niet alles weet heeft te maken met het feit dat Hij mens werd en vrijwillig afzag van de zelfstandige uitoefening van zijn goddelijke eigenschappen. Lees het gedeelte over de ontlediging uit bijbelstudie acht (punt 6)nog maar eens door.
6. Jezus is mens en daarom kan Hij geen God zijn.
Als bewijs wordt op teksten gewezen waaruit blijkt dat Jezus waarlijk mens is (zie bijbelstudie elf). Bijvoorbeeld op teksten waaruit blijkt dat Jezus deelde in de zwakheden en beperktheden van het mens zijn (zie ook punt vijf).
Weerlegging
Jezus is waarlijk God en waarlijk mens. De bijbel leert het allebei. Er zijn teksten waarin benadrukt wordt dat Jezus God is. Ook zijn er teksten waarin het menszijn van Jezus centraal staat. Deze teksten mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Ze zijn allebei waar en moeten daarom ook beide aanvaard en geloofd worden. Jezus is één persoon maar heeft twee naturen, een Goddelijke en een menselijke natuur. Laten we ervoor waken om aan een van beide waarheden af te doen!
Tot besluit
Jezus Christus is God. Hij is Jehova. De Heere Jezus Christus is God Almachtig. Laten wij Hem daarom samen met Paulus en de andere schrijvers van het Nieuwe Testament als zodanig aanbidden: “…Christus…Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!” (Romeinen 9:5)
Toetsvragen
- Waarom moeten wij in staat zijn om argumenten tegen de Godheid van Jezus te weerleggen?
- Waarom zijn mensen die ontkennen dat Jezus God is niet behouden?
- Noem zes argumenten die gebruikt worden om de Godheid van Jezus te loochenen
- Weerleg de zes argumenten tegen de Godheid van Jezus die in deze Bijbelstudie besproken zijn.
- Welke tekst uit de Filippenzenbrief staat centraal bij de weerlegging van veel argumenten tegen de Godheid van Christus?