Inleiding
“Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord, diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid …” (Marcus 7:21,22)
Volgens Jezus is er iets mis met de mens. Uit het hart van de mens, van binnenuit, komen allerlei kwade dingen naar buiten. De Bijbel leert dat wij geboren worden met een zondige natuur. In ons innerlijk zit een fontein waar allerlei slechtheid uit voortkomt. Die fontein blijft voortdurend maar slechtheid spuiten.
Ons zondige hart is geneigd tot alle kwaad. Achter ons zondige gedrag zit een zondige natuur, waar dat gedrag uit voortkomt. De mens zit daarom met een dubbel zondeprobleem. We hebben gezondigd en we zijn zondig. We hebben Gods wet overtreden en we hebben een zondige natuur. Door onze overtredingen staan we schuldig tegenover God én we zijn een slaaf van onze zondige natuur. We doen niet alleen slechte dingen, we zijn ook slecht.
1. Onze zondige natuur is het gevolg van de zondeval
“Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden” (Romeinen 5:19)
De Bijbel zegt dat we door de zonde van Adam en Eva zondaren zijn geworden. “Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaar aangemerkt[1] worden” (Romeinen 5:19). Het is “door de ongehoorzaamheid” van “die ene mens” dat wij zondaren zijn.
God heeft de mens niet als zondaar gemaakt. Toen God Adam en Eva maakte hadden ze geen zondige natuur. Alles wat God gemaakt had was zeer goed (Genesis 1:31). Het is misgegaan door de zondeval, toen onze voorouders zondigden (Genesis 3:1-6). Toen is er iets geknapt in de menselijke natuur, op dat moment werden ze zondaren, ze kregen een hart waar allerlei kwaad in woont. Die zondige natuur hebben ze doorgegeven aan hun nageslacht. Ook wij hebben die zondige natuur geërfd. We zijn in zonde geboren (Psalm 51:7). Daarom zegt de Bijbel dat we van nature kinderen des toorns zijn (Efeze 2:3). We zijn vlees, verkocht onder de zonde (Romeinen 7:14).
2. Wat is de zondige natuur?
“Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik. En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is. Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbreng, maar de zonde die in mij woont. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.” (Romeinen 7:14-20)
De voornaamste twee namen die de Bijbel voor de zondige natuur gebruikt worden, zijn “het vlees” en “de zonde die in ons woont”.
In het hierboven geciteerde bijbelgedeelte spreekt Paulus twee keer over “de zonde die in mij woont” (:17 en :20). Het gaat hier dus niet over zonden die hij gedaan heeft, hij heeft het over de zonde die in hem woont. Dat is de macht in hem, die hem de verkeerde richting opstuurt: “want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, doe ik” (:19).
In dit gedeelte wordt ook de andere naam voor onze zondige natuur gebruikt: het vlees. [2] We zijn vlees verkocht onder de zonde (:14). In ons vlees woont niets goeds (:18). Het vlees, zijn de zondige hartstochten en begeerten die in ons zijn (Galaten 5:24). De bijbel spreekt over vleselijke begeerten die strijd voeren tegen onze ziel (1 Petrus 2:11).[3] De begeerten van ons vlees trekken ons de verkeerde kant op (Jakobus 1:14). Als we aan die begeerten toegeven, dan doen we de werken van het vlees en leven we naar het vlees (Jakobus 1:14; Galaten 5:19-21, Romeinen 8:13).
Onze zondige natuur is onze aangeboren boosheid. Ons hart is verderfelijk (Jeremia 17:9). Er zit allerlei kwaad in ons hart (Marcus 7:21,22), dat naar buiten komt als het opgewekt wordt. Elke zonde, welke zonde dan ook, heeft zijn wortel in onze zondige natuur. Ons hart is werkelijk geneigd tot alle kwaad. Als een zondige gedachte of begeerte gestimuleerd wordt dan komt hij tot leven.
“Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt. Daarna, wanneer de begeerte bevrucht is, baart ze zonde …..” (Jakobus 1:14,15)
Dat wij een zondige natuur hebben betekend niet dat we zo slecht zijn als we maar kunnen zijn. God beteugelt namelijk het kwaad.[4]
En het betekent ook niet dat zondige mensen niet in staat zouden zijn om goede daden te verrichten. Zo betoonden de heidenen op het eiland Malta buitengewone vriendelijkheid en menselijkheid aan Paulus en zijn medeschipbreukelingen (Handelingen 28:2). Niet ieder mens is zo slecht als hij zou kunnen zijn. Maar de boosheid zit wel in ieder van ons. En bij ieder mens komt die boosheid er in meer of mindere mate uit. Daarom staat ieder mens schuldig tegenover God (Romeinen 3:19).
3. Slaaf van de zonde
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde” (Johannes 8:34)
“Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde …. want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik” (Romeinen 7:14,15)
“Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is” (Romeinen 7:22,23)
Het gevolg van onze zondige natuur is dat we slaven van de zonde zijn. We zijn in de greep van de zonde, zoals een slaaf in de macht is van zijn meester. Dat betekent dat we niet zomaar kunnen besluiten om het goede te doen en het kwade na te laten. Als we proberen om dat voornemen uit te voeren stuiten we op het verzet van onze zondige natuur.
Als we proberen om in eigen kracht de zonde na te laten loopt dat uit op een nederlaag. Er is een macht in ons die ons gevangen houdt. De Bijbel noemt dat “de wet der zonde” (Romeinen 7:23).
“Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, doe ik. En als ik doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is. Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbreng, maar de zonde die in mij woont. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doet ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ik dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont. Ik ontdek dus deze wet in mij: als ik het goede wil doen, is het kwade dicht bij mij. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens…” (Romeinen 7:14-24)
Misschien heb je wel eens geprobeerd om in eigen kracht een bepaalde zonde na te laten en heb je beleefd waar Paulus hierboven over schrijft. De situatie is ernstig en lijkt hopeloos. We zijn in de greep van de zonde. En daarom zijn we ellendige mensen. Maar er is hoop, Jezus redt ons van de slavernij van de zonde. Hoe Jezus dat doet wordt besproken in de volgende bijbelstudie.
“Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere” (Romeinen 7:24,25)
“Als de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.” (Johannes 8:36)
Toetsvragen
- Leg uit wat met de volgende stelling bedoeld wordt: “de mens zit met een dubbel zonde probleem”.
- Welk bijbelgedeelte zegt dat we als zondaars geboren worden?
- Wat wordt bedoeld met de zondige natuur?
- Wat wordt wel en wat wordt niet bedoeld met de volgende uitspraak: “ons hart is geneigd tot alle kwaad”?
- Noem de twee namen voor de zondige natuur die Paulus in Romeinen 7:14-24 gebruikt.
- Hoe beteugelt God het kwaad in deze wereld?
- Welke lessen over de zondige natuur kun je uit Jakobus 1:13-15 leren?
- Wat is het gevolg van onze zondige natuur?
- In welk bijbelgedeelte beschrijft Paulus dit uitvoerig?
- Waarom leed Paulus voortdurend de nederlaag? Wat deed hij verkeerd?
[1] Romeinen 5:19 zegt dat velen als zondaren aangemerkt worden. In plaats van met “aangemerkt worden” kan het Grieks ook vertaald worden met “gemaakt zijn”. Dan staat er dat we door de ongehoorzaamheid van de ene mens zondaren zijn gemaakt. Zo wordt het vertaald in de King James Version en de Luther Vertaling en ook in de NBG 51. Deze vertaling is duidelijker dan die van de HSV en SV.
[2] Met het woord vlees wordt niet altijd de zondige natuur bedoeld. Het woord vlees kan ook andere betekenissen hebben. Het woord vlees heeft in het Nieuwe Testament soms dezelfde betekenis als bij ons, namelijk weefsel (Romeinen 14:21). Soms staat het voor het gehele lichaam (Handelingen 2:31). En soms wordt er de volledige mens mee bedoeld (Marcus 13:20 ). Op andere plaatsen heeft het echter een geestelijke betekenis en staat het voor onze zondige natuur (Romeinen 7:14,18). Uit het verband moet je opmaken in welke betekenis het wordt gebruikt.
[3] Niet elke begeerte is verkeerd. Het is bijvoorbeeld niet verkeerd om voedsel te begeren. Maar die begeerte kan wel ontaarden in gulzigheid. Dan is het wel zonde.
[4] Dat doet God op verschillende manieren. Onder andere door ons geweten. Ieder mens heeft een ingeschapen besef van goed en kwaad (Romeinen 2:14,15). Verder heeft God de overheid ingesteld om het kwaad te beteugelen (Romeinen 13:1). God heeft de overheid de opdracht gegeven om het kwaad te bestraffen. Angst voor het zwaard, dat God de overheid heeft gegeven, voorkomt dat het kwade zich al te openlijk in een samenleving kan openbaren (Romeinen 13:4). Ook de invloed van het evangelie voorkomt dat het kwaad zich ten volle in een maatschappij kan openbaren. Als christenen zijn wij het zout der aarde (Mattheüs 5:13-16).