De positie en de taak van de vrouw in de gemeente

Deze Bijbelstudie gaat over de rol van de vrouw in de gemeente.

Man en vrouw zijn gelijkwaardig in hun positie tegenover God. We zien in de Bijbel dat vrouwen actief waren in het werk van God en vrouwen krijgen net als iedere christen geestesgaven. Het is de bedoeling dat zij die geestesgaven inzetten tot opbouw van de gemeente. Alleen op het gebied van onderwijs en leidinggeven wordt vrouwen een beperking opgelegd.

1. Gelijkwaardig

  • “…mede-erfgenamen van de genade van het eeuwig leven…” (1 Petrus 3:7)

Als het gaat om de positie tegenover God zijn man en vrouw gelijkwaardig. Vrouwen hebben een even kostbaar geloof als mannen en ze zijn net als mannen mede-erfgenamen van het eeuwige leven.

Man en vrouw zijn één in Christus. “Want gij allen die in Christus Jezus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van … mannelijk en vrouwelijk … gij zijt immers één in Christus.”  (Galaten 3:26-28)[1]

Een man is in Gods ogen niet meer waard of belangrijker dan een vrouw.

2. Vrouwen krijgen evengoed geestesgaven als mannen

Als lid van het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13) krijgt iedere gelovige één of meerdere geestesgaven[2]. Dat geldt zowel voor mannen als vrouwen. Het is Gods bedoe­ling dat iedere gelovige, zowel man als vrouw, zijn of haar geestesgaven inzet tot opbouw van de gemeente.

De Geest wordt evengoed op vrouwen (dochters, dienaressen), als op mannen uitgestort (Hand. 2:17,18).

3. De bijbel noemt een aantal vrouwen die actief waren in de gemeente

In het Nieuwe testament komen we geregeld vrouwen tegen die actief zijn in het werk van God.

Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven:

-Vrouwen zijn met de discipelen verenigd in gebed (Handelingen 1:14).

-De dochters van Filippus waren profetessen (Handelingen 21:9).

-Tabitha uit Joppe viel op door de vele goede werken die ze deed (Handelingen 9:36-40). Ze maakte bijvoorbeeld kleren voor de arme weduwen.

-Priscilla wordt zes keer samen met haar man Aquila genoemd. Vier keer wordt  haar naam als eerste genoemd, vóór die van haar man.
Dit echtpaar speelde een belangrijke rol bij de zendingsreizen van Paulus (Handelingen 18:18). Paulus noemt Priscilla en Aquila “mijn medearbeiders in Christus Jezus” (Romeinen16:3).  Dus niet alleen Aquila, maar ook Priscilla. Samen met haar man legt Priscilla aan Apollos, “de weg Gods”, nauwkeu­riger uit (Handelingen 18:26).

-Febe wordt door Paulus, “onze zuster”, en, “dienares der gemeente te Kenchreeën”, genoemd  (Rom. 16:1).

-Van een vrouw die Maria het wordt gezegd dat zij zich, “veel moeite voor u gegeven heeft” (Rom. 16:6 NBG). De apostel  gebruikt in het Grieks een woord,  dat in het Nieuwe Testament specifiek betrekking heeft op zendings- en gemeentewerk[3].  Maria is dus actief geweest in het werk van de Heere, in de  opbouw van Zijn gemeente. Hetzelfde wordt gezegd van Tryfena en Tryfosa en van Persis (Rom. 16:12).

-Euodia en Syntyche hebben samen met Paulus gestreden in de prediking van het evangelie (Filip. 4:2,3). Ze hebben Paulus bijgestaan in zijn prediking en ze zijn daarbij het lijden om Christus wil niet uit de weg gegaan.

-Sommige zusters ontvingen de gemeente in hun huis.

In de tijd van de apostelen waren er nog geen kerkgebouwen. Het nieuwe testament noemt de moeder van Johannes Marcus (Hand. 12:12) en Nymfa (Kolossenzen  4:15). Wellicht ook Chloë (1 Kor. 1:11).

4. Er is wel een beperking op het gebied van onderwijzen en leiding geven

We hebben in het vorige punt gezien dat er veel ruimte is voor vrouwen om actief bezig te zijn in de gemeente. Maar de Bijbel stelt wel twee beperkingen aan de activiteiten van de vrouw in de gemeente.

In de eerste Timotheus brief zegt Paulus het volgende:

  • “Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten. Maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft: zij moet zich rustig houden. Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen …” (1 Timotheus 2:11-14 NBG).

Hier worden twee dingen genoemd die niet toegestaan zijn voor de vrouw: “maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft” (:12).[4]

Geen onderwijs aan volwassen mannen

Vrouwen mogen geen onderwijs geven aan volwassen mannen. Dat is geen verbod op het geven van onderwijs in het algemeen. Er is wel ruimte om onderricht te geven aan vrouwen en kinderen.

Als je onderwijs geeft uit het Woord moet dat met gezag gebeuren. Je zegt met gezag: “Dit zegt de Bijbel, zo is het,  zo zit het in elkaar.” Dat is dus anders dan met elkaar delen wat je in het Woord gevonden hebt. Onderwijzen is met gezag uiteenzetten wat de Bijbel over een bepaalde zaak leert.

Dit verbod sluit niet uit dat een vrouw in een persoonlijk gesprek uitleg geeft aan een volwassen man. Dat deed Priscilla samen met Aquila bij Apollos (Handelingen 18:26). Het sluit ook niet uit dat een vrouw in het openbaar haar getuigenis geeft of verslag van iets doet. En uiteraard sluit het niet uit dat vrouwen hardop meebidden en deelnemen aan de aanbidding. Dat heeft niets met onderwijzen en gezag uitoefenen te maken.

Geen gezag over de man

Vrouwen mogen binnen de gemeente geen leidinggevende positie innemen in situaties waar ook volwassen mannen aanwezig zijn: “ ik sta niet toe, dat een vrouw … gezag over de man heeft”  Leidinggeven brengt met zich mee dat je met gezag optreedt. Het houdt in dat je de richting aangeeft, en dat je waar nodig mensen corrigeert.

Dit is de grens die de Schrift stelt. Sommigen hebben moeite met deze beperkingen. Maar kan het nog duidelijker gezegd worden?  Paulus zegt: “ik sta niet toe ….”. Er kan geen misverstand over bestaan.

Sommige, “moderne”, evangelische christenen proberen zich onder deze tekst uit te draaien. Dat doen ze bijvoorbeeld door te beweren dat deze tekst betrekking heeft op de verhouding tussen man en vrouw binnen het huwelijk. Als je naar de context van de tekst kijkt, is het echter duidelijk, dat het hier niet gaat om de relatie tussen man en vrouw binnen het huwelijk.  In dit hoofdstuk (1 Timotheus 2) en in het volgende hoofdstuk (1 Timotheus 3) worden allerlei zaken betreffende het gemeen­televen geregeld. Daarom staat er aan het eind van deze  hoofdstukken: “Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet gedragen in het huis van God…” (1 Timotheus 3:15) Dat het hier niet over het huwelijk gaat, blijkt ook uit het feit dat er in dit vers over onderwijzen wordt gesproken. “Een vrouw moet zich rustig in alle onderdanigheid laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden.” (1 Timotheus 2:11,12 NBG). In het Nieuwe Testament wordt nooit over onderwijs geven gesproken in de context van het huwelijk. Wanneer er over onderwijs geven gesproken wordt, gaat dit altijd over het onderwijzen van medegelovigen in de kerk. Zie bijvoorbeeld Paulus vermaning in 1 Timotheus 4:11-13 aan Timotheus om de gelovigen te Efeze te onderwijzen. Zie ook 2 Timotheus 4:2 en 1 Korinthe 14:9.

5. Vrouwen kunnen geen ouderling of diaken zijn

 Uit het vorige punt volgt dat vrouwen geen ouderling of diaken kunnen zijn.

Het is de taak van een ouderling om leiding te geven aan de gemeente. Leidinggeven is met gezag optreden. In het vorige punt zagen we dat een vrouw geen gezag mag uitoefenen over de man.

Een van de eisen die God aan een ouderling stelt is dat hij bekwaam moet zijn om te onderwijzen. Zie 1 Timotheus 3:2. Bij de uitoefening van zijn taak zal hij regelmatig onderwijs moeten geven aan de gemeente. Omdat het vrouwen niet toegestaan is om onderwijs te geven aan volwassen mannen, komen zij niet in aanmerking als ouderling. Wanneer Paulus spreekt over de vereisten waar een ouderling aan moet voldoen, denkt hij dan ook uitsluitend aan mannen. Zie Titus 1:6 en 1 Timotheus 3:2

Ook als diaken komen vrouwen niet in aanmerking. Omdat ook dit vereist dat er leiding gegeven wordt aan volwassen mannen. [5]

6. De motivatie van de beperkingen

Paulus legt in het gedeelte uit 1 Timotheus 2 ook uit waarom God ons dit gebod oplegt. Hij geeft twee redenen.

(1) Het heeft te maken met de scheppingsorde

  • “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.” (1 Timotheus. 2:13)

Het eerste argument dat Paulus gebruikt, is de volgorde van de schepping. De man is eerst geschapen en daarna de vrouw. Zie Genesis 2. Dat heeft gevolgen voor de rolverdeling tussen man en vrouw. De man is door God aangewezen als gezagdrager. Dat is zo in het huwelijk en ook in de gemeente. Vandaar dat God in de gemeente uitsluitend mannelijke gezagdragers aanstelt. Een ouderling behoort een man te zijn. Zie 1 Timotheus 3:2. De twaalf apostelen waren ook allemaal mannen.[6]

(2)  Het heeft te maken met de zondeval

  • “En niet Adam is misleidt, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen.” (1 Timotheus 2:14)

Paulus wijst op het feit dat de vrouw door verleiding in zonde is gevallen. Zowel Adam als Eva hebben gegeten van de boom der kennis van goed en kwaad. En toch is er volgens Paulus een verschil. Adam heeft zich niet zoals Eva door de slang laten verleiden. Adam volgde het verkeerde voorbeeld van zijn vrouw. Eva is echter omver geredeneerd, zij geloofde de leugens van de Satan. Dit is de tweede reden die Paulus geeft voor zijn verbod. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat een vrouw over het algemeen kwetsbaarder is dan de man, ze is gemakkelijker te manipuleren.

7. Het verbod tot onderwijzen en leidinggeven is niet cultureel bepaald

De reden voor het verbod lag niet in de cultuur van dat moment. De reden ligt in de scheppingsorde en in de gang van zaken bij de zondeval. Die twee redenen zijn nog steeds van kracht. En dat betekent dat ook het verbod nog steeds van kracht is.

8. “zij moet zich rustig houden”

In 1 Timotheus 2:12 wordt over de vrouw gezegd: “ik wil dat zij zich stil houdt”

In de NBG vertaling staat er: “Zij moet zich rustig houden”.

Dit is het algemene principe dat achter het verbod om te onderwijzen en gezag uit te oefenen zit.  Een vrouw moet op de achtergrond blijven, zich bescheiden opstellen. Dat doet ze niet als ze met gezag gaat onderwijzen en leiding gaat geven aan volwassen mannen in de gemeente.[7]

  • “Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid.” (1 Timotheus 2:11)

Het gaat om de houding van respect voor de man en daarmee voor Gods orde in de schepping. Deze orde wordt weerspiegeld in het huwelijk en de gemeente. Vanwege de scheppingsorde mag een vrouw niet, “domineren.”

9. In strijd met de tijdgeest

De beperkingen die God de vrouw in de gemeente stelt, zijn in strijd met de tijdgeest. Het feminisme stelt dat man en vrouw, ook wat de taakverdeling in huwelijk en gezin betreft, volstrekt gelijkwaardig moeten zijn. De ideologie van het feminisme wordt op dit moment algemeen aanvaard en dringt ook het denken van veel evangelische en reformatorische christenen binnen.

Men vindt het discriminatie als de vrouw, krachtens haar vrouw zijn, beperkingen worden opgelegd. Achter het feminisme zit een geest van opstand, men verzet zich tegen de door God ingestelde scheppingsorde.

Het is mogelijk om naar twee kanten door te slaan. In het verle­den zijn de vrouwen soms veel meer beperkingen opgelegd dan de Bijbel voorschrijft. Zoals hierboven in punt  3 vanuit de Bijbel is aangetoond, zijn er heel veel dingen die vrouwen wel mogen doen in de gemeente. In de huidige tijd slaat men weer door naar de andere kant.

Toetsvragen
1. In welke tekst staat dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn in Gods ogen?
2. In welke tekst staat dat Gods Geest evengoed op vrouwen als op mannen uitgestort wordt?
3. Geef een aantal voorbeelden van vrouwen die in de tijd van de apostelen actief waren in de gemeente?
4. Wie legden Apollos de weg Gods nauwkeuriger uit?
5. Geef een aantal voorbeelden van wat vrouwen allemaal in de gemeente kunnen doen?
6. Welke beperking wordt de vrouwen in 1 Timotheus 2:11-14 opgelegd?
7. Leg aan de hand van  1 Timotheus 2:13,14 uit dat deze beperking niet cultureel bepaald is.
8. Leg uit waarom een gemeente geen vrouw als ouderling aan kan stellen.
9. Hoe komt het dat dit gebod tegenwoordig zo ter discussie staat?
10. Kun je een voorbeeld geven van hoe in het verleden vrouwen meer beperkingen opgelegd zijn dan de Bijbel voorschrijft?
[1] Het gaat hier om de doop in de Geest. Door de doop in de Geest worden we ingelijfd in het geestelijke lichaam van Christus (1 Kor. 12:13). Voor uitleg, zie Bijbelstudie 23 over de doop in de Geest

[2]   Voor een bespreking van de geestesgaven, zie Bijbelstudie 24 en 25.

[3] Vergelijk met 1 Korinthe 15:10; 16:15,16. Het gaat om het Griekse woord dat in deze verzen vertaald is met inspannen. In Romeinen 16:6 is het vertaald met moeite getroosten.

[4] De herziene statenvertaling luidt: “Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt.”. Deze vertaling is niet helemaal hetzelfde als de NBG vertaling. In plaats van, “maar ik sta niet toe, dat een vrouw…gezag over de man heeft”, staat er, “Want ik sta niet toe dat een vrouw…de man overheerst”.  Wij zijn van mening dat de NBG vertaling beter is. Voor uitleg waarom deze vertaling beter is, zie bladzijde 185-188 van het boek “Countering the claims of evangelical feminism” van Wayne Grudem. Maar hoe dit vers ook vertaald wordt, in ieder geval is het duidelijk, dat de vrouw zich ten opzichte van de man bescheiden op moet stellen in de gemeente. Dat houdt in dat zij geen leiding of onderwijs mag geven aan volwassen mannen.

[5] Over de diakenen is enige discussie. Volgens sommigen stelt Paulus in 1 Timotheus 3:11 eisen aan vrouwelijke diakenen. Daaruit zou blijken dat ook vrouwen als diaken aangesteld kunnen worden.  Deze uitleg van 1 Timotheus 3:11 klopt niet.  Paulus heeft het in dit bijbelvers niet over vrouwelijke diakenen. In dit vers legt Paulus uit aan welke vereisten de vrouw van een diaken moet voldoen. Net zoals Paulus in Titus 1:6 uitlegt aan welke vereisten de kinderen van een ouderling moeten voldoen. Dat vrouwen niet in aanmerking komen als diaken wordt bevestigd door Handelingen 6. Daar lezen we voor het eerst dat er diakenen aangesteld werden. Er worden uitsluitend mannen aangesteld. Dit is opvallend omdat er in de gemeente te Jeruzalem ongetwijfeld ook vrouwen waren die als diaken aangesteld konden worden. Vrouwen met een bediening zoals Tabitha uit Joppe (Hand. 9:36-40).

[6]Sommigen proberen hier onderuit te komen door te beweren dat Jezus zich aanpaste aan de cultuur van zijn tijd. Als Jezus in deze tijd geleefd had, had hij wél vrouwen als apostel aangesteld. Dit is een zwak argument. Jezus paste zich nooit aan, aan de cultuur van zijn tijd. Wanneer Jezus vond dat een bepaalde gewoonte of een gebruik in strijd was met Gods wil liet hij dat altijd duidelijk merken. Zie bijvoorbeeld Johannes 2:13-17 en Mattheus 12:1-14.

[7] Zie ook 1 Korinthe 14:34,35. Vrouwen mochten niet deelnemen aan het leergesprek. In de tijd van het Nieuwe Testament vond er na afloop van de woordverkondiging een leergesprek plaats. Tijdens dit gesprek werden de profetieën die uitgesproken waren getoetst. Aan dit gesprek mochten de vrouwen niet deelnemen.