De betekenis van de dood van Jezus

Inleiding

“Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest” (Johannes 19:28-30)

Wat is de betekenis van de dood van Jezus? Wat heeft Hij volbracht aan het kruis? Dat is de vraag die in deze Bijbelstudie wordt beantwoord.

 

1. De dood van Jezus was een offer voor de zonde

 

De offers uit het Oude Testament wezen vooruit naar het offer van Jezus.

Door het hele Oude Testament heen werden offers gebracht. Zelfs al voor de instelling van de offerdienst door Mozes (Genesis 4:4; Genesis 8:20; Genesis 12:7,8; Job 1:5). Door deze offers wilde God de mensen een zeer belangrijke les leren, namelijk dat er zonder het vergieten van bloed geen vergeving mogelijk is.

“…zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats.” (Hebreeën 9:22)

God kan ons niet vergeven, als niet aan Zijn rechtvaardigheid is voldaan. De zonde moet gestraft worden en kan niet zomaar door de vingers worden gezien.

In het boek Leviticus wordt de offerdienst, die God, door Mozes, instelde, uitgebreid beschreven. Door het bestuderen van dit boek, vooral van het zond- en schuldoffer[1], kunnen we belangrijke waarheden leren over het offer dat Jezus zou brengen:

-Het offer werd gebracht in de plaats van de offeraar.

Dit werd gesymboliseerd door het leggen van de hand op de kop van de bok van het zondoffer (Leviticus 4:4,15,24,29).[2] Eigenlijk moest de offeraar zelf sterven voor Zijn zonde, maar in plaats daarvan werd de bok gedood. Zo zou ook Jezus in onze plaats sterven.

-Het offer werd gebracht om verzoening tot stand te brengen.

Door het offer werd verzoening bewerkt (Leviticus 4:20,26,35). De zonden werden bedekt, zodat God ze niet meer zag, en Zijn toorn werd afgewend.

 

De offers uit het Oude Testament konden de zonde niet wegnemen. Er was een ander, een volmaakt offer nodig.

“Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen hen die naderen tot volmaaktheid brengen. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt.” (Hebreeën 10:1-4)

De offers die in het Oude Testament gebracht werden konden niet werkelijk de zonde wegnemen. God accepteerde deze offers alleen omdat ze heen wezen naar het volmaakte offer dat Zijn Zoon zou brengen. Dat volmaakte offer was Zijn eigen leven (Johannes 10:14-18; 1 Johannes 3:16).

Het voorhangsel in de tempel was een herinnering voor de Israëlieten dat de offers die zij brachten niet werkelijk toereikend waren (Hebreeën 9:6-8). Het voorhangsel verwees naar het feit dat het volmaakte offer, dat werkelijk de zonde weg zou nemen, nog niet gebracht was. De weg tot God was nog niet open.[3]

Op het moment dat Jezus stierf scheurde het voorhangsel in de tempel (Mattheüs 27:51,52). De offers van stieren en bokken gaven de Israëlieten niet het recht en de vrijmoedigheid om tot God te gaan. De Israëlieten waagden het niet om het Heilige der Heilige binnen te gaan. Het zou hun dood betekenen (Leviticus 16:1-3). Het offer van Jezus geeft ons daarentegen wel vrijmoedigheid om tot God te naderen. Dit wordt gesymboliseerd door het scheuren van het voorhangsel. Door de dood van Jezus hebben wij de vrije toegang tot de Vader. Wij kunnen nu door gebed in Zijn tegenwoordigheid komen zonder dat wij bang hoeven te Zijn voor Zijn toorn.

Omdat wij nu, broeders vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees ….. laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof (Hebreeën 10:19-20,22)

“Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip” (Hebreeën 4:16)

“In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem” (Efeze 2:12)

“Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen…Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. ” (Efeze 3:13,18)

 

Jezus is het volmaakte offer dat de zonde van de wereld wegneemt.

“…het lam dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.” (Openbaringen 13:8)

“…Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!” (Johannes 1:29)

Het bloed van stieren en bokken kon de zonden niet wegnemen. Maar het bloed van Jezus kon dat wel. Jezus heeft aan het kruis de zonde van de wereld weggenomen (Johannes 1:29). Daarom is het nu mogelijk geworden voor ieder mens, om vergeving van zonden te ontvangen.

Jezus is het volmaakte offer.  Het offer dat, in tegenstelling tot de offers uit het oude testament, werkelijk de zonde weg genomen heeft.

“Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God…. Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd gebracht…Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.” (Hebreeën 10:5-7,10,14)

 God had geen behagen in de offers die in het Oude Testament gebracht werden. Het was niet werkelijk wat God wilde. Toch stelde Hij de offerdienst in om het volk Israël te onderwijzen over de noodzaak van Jezus dood. Wat God echt wilde was het offer van Zijn Zoon. Want alleen dat offer kon ons werkelijk heilig maken. Het bloed van Jezus reinigt ons van al onze zonden, en maakt ons daardoor in de ogen van God heilig, volmaakt, rein.

“…en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” (1 Johannes 1:7)

 

2. De dood van Jezus was plaatsvervangend, Hij stierf in onze plaats

Jezus heeft aan het kruis onze plaats ingenomen. Gods toorn had eigenlijk op ons moeten neerkomen, maar in plaats daarvan kwam Gods toorn op Jezus neer. Jezus heeft aan het kruis de straf gedragen die wij verdienden.

“Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de Vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de Heere heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.” (Jesaja 53:5,6)

 Door onze zonden stonden we schuldig tegenover God. We hadden de straf voor onze zonden, de dood, volledig verdiend. God heeft echter aan het kruis onze zonden op de Heere Jezus gelegd. “De Heer heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.”  Door onze zonden op Jezus te leggen maakte God Zijn Zoon tot zonde. “Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt.” (2 Korinthe 5:21) En vervolgens heeft Hij Jezus voor onze zonden gestraft. “De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem“. Jezus heeft de straf ondergaan die wij hadden moeten ondergaan.

 

3. De dood van Jezus was een genoegdoening voor God

Jezus heeft door Zijn dood Gods rechtvaardige toorn van ons afgewend. Zijn dood was de genoegdoening die nodig was om Gods toorn van ons af te wenden. God kon ons namelijk niet zomaar vergeven. Voordat God ons kon vergeven moest eerst voldaan worden aan Zijn gerechtigheid.

Door de dood van Jezus is aan de gerechtigheid van God voldaan

God is rechtvaardig. En Zijn rechtvaardigheid eist dat de zonde gestraft wordt. “…De mens die zondigt, die zal sterven.” (Ezechiël 18:4). God kan de zonde dus niet zomaar door de vingers zien “Zou God het recht verdraaien? Zou de Almachtige de gerechtigheid verdraaien?” (Job 8:3)“…Hij houdt de schuldige zeker niet onschuldig” (Nahum 1:3). Voordat Hij ons kan vergeven moet daarom eerst aan Zijn gerechtigheid voldaan worden (genoegdoening). De zonde moet gestraft worden. Of wij zelf moeten de straf dragen, of iemand anders. Het goede nieuws is dat wij niet zelf de straf voor onze zonden hoeven te dragen, omdat Jezus dat in Zijn grote liefde voor ons gedaan heeft.

“Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening [genoegdoening], door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn gerechtigheid te bewijzen vanwege het voorbij laten gaan van de zonden die eertijds hadden plaats gevonden onder de verdraagzaamheid van God. Hij deed dit, om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt diegene die uit het geloof in Jezus is.” (Romeinen 3:25,26)

In Romeinen 3:25,26 wordt uitgelegd dat God niet zomaar kan vergeven. God moet Zijn gerechtigheid handhaven.  In Romeinen 3:25 wordt dat als volgt gezegd: “Dit was om Zijn gerechtigheid te bewijzen”. In vers 25 legt Paulus uit hoe God de zonden van de gelovigen die voor het kruis leefden voorbij kon laten gaan zonder hen daarvoor te straffen. Je zou kunnen denken: “is dat niet onrechtvaardig, als iemand gezondigd heeft moet Hij daar toch voor gestraft worden? God is blijkbaar een onrechtvaardige God.” Maar niets is minder waar, God zag hun zonden niet zomaar door de vingers. Nee, dit deed Hij omdat Hij wist dat Zijn Zoon gestraft zou worden voor deze zonden. God liet de zonden van de gelovigen die voor het kruis leefden dus wel voorbij gaan. Maar Hij liet ze niet zomaar voorbij gaan.

Hetzelfde geld ook voor deze tijd, de tijd waarin wij leven. In vers 25 heeft Paulus het over de gelovigen die voor het kruis leefden. In vers 26 heeft Hij het ook over ons, de gelovigen die na het kruis leven. God vergeeft ook onze zonden. Je zou dan net als bij de zonden van de oudtestamentische gelovigen kunnen denken, dat is onrechtvaardig. Een God die goddelozen rechtvaardigt is een onrechtvaardige God (Romeinen 4:5). Hoe kan God, van wie gezegd wordt dat Hij rechtvaardig is, dat doen? Zijn  gerechtigheid eist toch dat de goddeloze gestraft wordt? Het gaat tegen alle gerechtigheid in om een goddeloze zomaar vrij uit te laten gaan. Het antwoord is ook deze keer: God spreekt ons niet zomaar vrij. Hij kan dit alleen maar doen omdat door Jezus dood aan Zijn gerechtigheid is voldaan. Zo kan Hij tegelijkertijd rechtvaardig Zijn en toch ons, goddeloze mensen, rechtvaardigen. “Hij deed dit, om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt diegene die uit het geloof in Jezus is.”

 

Omdat aan de gerechtigheid van God is voldaan is Gods toorn van ons afgewend.

Omdat Jezus in onze plaats gestraft is, is aan de gerechtigheid van God voldaan. Het gevolg hiervan is dat Gods toorn nu niet meer op ons rust. Een mooie illustratie van deze waarheid is de geschiedenis van het pascha (Exodus 12). De verderfengel ging rond door heel Egypte. En alle eerstgeborenen werden door hem gedood. Alleen aan de huizen waar het bloed van het Paaslam was aangebracht ging de verderfengel voorbij (Exodus 12:22,23). Zo gaat Gods toorn ook ons voorbij, vanwege het bloed van Zijn Zoon, dat voor ons vergoten is (Romeinen 5:9; 1 Thessalonicenzen 5:9).

 

4. De dood van Jezus heeft ons met God verzoend

Als de relatie tussen twee mensen verstoord is, bijvoorbeeld door ruzie, is er verzoening nodig. De twee partijen moeten op één of andere manier bij elkaar gebracht worden. De relatie moet hersteld worden.

Zo is het ook met God en de mens. Door de zonde is onze relatie met God ernstig verstoord. Gods toorn rust op ons. Er is daarom verzoening nodig tussen God en de mens. Er moet iets gedaan worden om God en de mens opnieuw bij elkaar te brengen. Verzoening is alleen mogelijk als het probleem van de zonde wordt opgelost. Het geweldige nieuws is dat God, door Zijn Zoon te zenden naar de aarde , dit probleem opgelost heeft (1 Johannes 4:10 ). God heeft dus Zelf het initiatief genomen om de verzoening tot stand te brengen.

 

We waren door onze zonden vijanden van God.

De relatie tussen God en de mens is door de zonde verstoord. De situatie is zeer ernstig. De Bijbel zegt dat wij door onze zonde vijanden van God zijn geworden (Romeinen 5:10). En dat Gods toorn op ons rust. “Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen… “  (Romeinen 1:18). God noemt ons zelfs in Zijn Woord kinderen des toorns (Efeze 2:3).

De relatie tussen God en de mens is dus niet zomaar oppervlakkig verstoord, er is sprake van vijandschap tussen God en de mens. Je zou de situatie kunnen vergelijken met twee landen die met elkaar op voet van oorlog leven.

De zonde heeft een scheiding gebracht tussen God en de mens. “Zie de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen. Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet hoort.”  (Jesaja 59:1,2) Door onze zonden kunnen we niet meer in Gods tegenwoordigheid verkeren. God is Heilig, dat betekent ondermeer dat Hij de zonde niet kan verdragen. Als God de zonde ziet dan ontbrand zijn toorn (Deuteronomium 6:13-15; Jozua 23:16; 2 Koningen 22:10-13).

 

Door de dood van Jezus is het  mogelijk geworden voor ieder mens om met God verzoend te worden.

Onze zonden stonden dus verzoening in de weg. Het geweldige nieuws is echter, dat God het initiatief heeft genomen en het zondeprobleem heeft opgelost. Dat heeft Hij gedaan door Zijn Zoon te zenden naar de aarde. Jezus is aan het kruis voor onze zonden gestorven.

God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen! Want Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.” (2 Korinthe 5:19-21)

Het probleem van de zonde heeft God opgelost door Zijn Zoon in onze plaats te straffen: “Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt” . Daardoor is voldaan aan Gods gerechtigheid en is Zijn toorn van ons afgewend. Verzoening is alleen mogelijk omdat er voldaan is aan Gods gerechtigheid. De  verzoening is door voldoening!

Wanneer we Jezus aannemen als onze verlosser komt er vrede tussen God en ons.

Jezus heeft aan het kruis de zonde van de wereld weggedaan (Johannes 1:29). Maar dat betekent niet dat ieder mens automatisch met God verzoend is. God heeft alles gedaan om de verzoening tot stand te brengen. Hij is zelfs zo ver gegaan dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft. Maar nu moeten wij van onze kant op dit geweldige aanbod van Gods genade ingaan. We moeten ons laten verzoenen (2 Korinthe 5:20). Dat doen we door Jezus aan te nemen (Johannes 1:12, Openbaring 3:20).

“God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen! Want Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.” (2 Korinthe 5:19-21)

 Wanneer we dat doen, wordt onze relatie met God hersteld. De vijandschap wordt weggenomen. Als gevolg daarvan hebben we vrede met God. “Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus” (Romeinen 5:1).  En God doet nog veel meer dan dat, God neemt ons zelfs aan als Zijn kinderen (Johannes 1:12, Galaten 3:26), we ontvangen de Geest van het zoonschap die in ons roept: Abba, Vader (Romeinen 8:15, Galaten 4:6). Een meer volledige verzoening is niet denkbaar!

 

5. De dood van Jezus was een losprijs, het heeft ons vrijgekocht

“Want er is één God. er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen.” (1 Timotheüs 2:5,6)

 In dit Bijbelvers wordt de dood van Jezus een losprijs genoemd. Een losprijs is de prijs die betaald moet worden om iets of iemand te bevrijden. Denk maar aan een gijzeling. De gijzelaars hebben de gegijzelde in hun macht. Ze eisen geld (een losprijs), pas als ze dat ontvangen hebben laten ze de gegijzelde los. Zo waren ook wij gegijzeld door onze eigen zonden. Onze zonden hadden ons in hun macht. Jezus heeft ons door Zijn dood bevrijd uit de macht van onze eigen zonden. Zijn dood was de prijs die betaald moest worden om ons vrij te maken van onze zonden.

In het Nieuwe Testament worden verschillende Griekse woorden gebruikt om deze gedachte weer te geven. [4] Het gebruik van deze Griekse woorden deden de christenen in de tijd van het Nieuwe Testament denken aan de vrijkoping van een slaaf op de slavenmarkt.

Onze situatie was door de zonde net zo ellendig als deze slaven op de slavenmarkt. We waren in de macht van een hardvochtige slavenmeester, onze eigen zonden. Door onze zonden stonden we schuldig tegen over God, Zijn vloek, de dood ruste op ons. Verder waren we slaven van onze eigen zondige natuur en van de satan (Johannes 8:34; Hebreeën 2:14,15). Jezus heeft ons door Zijn dood uit deze ellendige slavensituatie bevrijd.

We Zijn dus door de dood van Jezus bevrijd van de zonde en al zijn gevolgen.

“Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt” (Galaten 3:13)

We zijn nu vrij, maar niet met de bedoeling om voor ons zelf te leven. Het is de bedoeling dat we voor Jezus gaan leven. Jezus heeft ons dus niet zomaar vrijgekocht van de slavenmarkt, Hij heeft dat gedaan met het verlangen dat wij God zouden dienen.

“En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren gedurende de tijd van uw vreemdelingschap, in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.” (1 Petrus 1:17-19)

“Vlucht weg van de hoererij…U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.” (1 Korinthe 6:18,20)

 We zijn dus bevrijd van iets. Namelijk van onze zonden. We Zijn bevrijd door iets. Door het bloed van Christus. Zijn bloed is de losprijs. “U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie” (Openbaringen 5:9). En we Zijn bevrijd tot iets. In de eerste plaats om vrij te zijn. Vervolgens worden we opgeroepen om deze vrijheid op te geven, door ons te onderwerpen aan God en Hem te dienen (Romeinen 6:17-19).

Toetsvragen

  1. Waar verwezen de offers uit het Oude Testament naar?
  2. Geef twee teksten die over de dood van Jezus spreken als een offer.
  3. In welke tekst staat dat Jezus de straf gedragen heeft die wij verdiend hadden?
  4. Waarom moest Jezus volgens Romeinen 3:25,26 sterven?
  5. Hoe kan God een goddeloze rechtvaardigen?
  6. Wat houdt verzoenen in?
  7. Waarom moesten we met God verzoend worden?
  8. Hoe zijn we met God verzoend?
  9. Waar heeft Jezus ons van vrijgekocht?
  10. Met welk doel heeft Jezus ons vrijgekocht? Geef een tekst als bewijs.

 

[1] Het zond- en schuldoffer worden besproken in Leviticus 4-6. Ook Leviticus hoofdstuk zestien is belangrijk. In hoofdstuk zestien wordt de grote verzoendag beschreven. Op deze jaarlijks terugkerende dag werd er doormiddel van een zondoffer verzoening gedaan over de zonden van het volk Israël.

[2] Zie Leviticus 16:20,21. Door het leggen van de handen op de kop van de bok werden de ongerechtigheden van het volk op de bok gelegd. Zo heeft God onze ongerechtigheden op Zijn Zoon gelegd (Jesaja 53:6; 2 Korinthe 5:21).

[3] God was in het Oude Testament aanwezig in het Heilige der Heiligen (Exodus 40:34-38; Leviticus 16:1,2; 1 Koningen 8:10,11).  De Israëlieten konden niet zomaar naar binnen in het allerheiligste om daar voor Gods aangezicht te verschijnen. Alleen de Hogepriester ging er eenmaal per jaar binnen met het bloed van een zondoffer (Hebreeën 9:6,7).

[4] Het gaat om de volgende Griekse woorden: Agorazo, Exagorazo, Lutroo en Apolutrosis. Agorazo betekent kopen (op de markt). Exagorazo betekent uit (de markt) kopen. Door te kopen wordt het gekochte van de markt onttrokken. Lutroo betekent lossen (vrijmaken) door het betalen van een losprijs.