De heiliging

Inleiding

 

“Want dit is de wil van God: uw heiliging…” (1 Thessalonicenzen 4:3)

“Maar zoals Hij Die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel.” (1 Petrus 1:15)

“Jaagt naar …. de heiliging …” (Hebreeën 12:14)

De Bijbel zegt dat wij heilig zijn. Terwijl we tegelijkertijd opgeroepen worden om te jagen naar de heiliging. Dat lijkt tegenstrijdig, maar dat is het niet.

Wat onze positie betreft zijn we eens voor altijd geheiligd. Wat onze dagelijkse wandel betreft behoort er een toename in heiligheid te zijn in ons leven.

1. We zijn geheiligd

“Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd gebracht” (Hebreeën 10:10)

“Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, die voor ons is geworden …. heiliging…” (1 Korinthe 1:30)

Jezus is ons geworden tot heiliging. “Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, die voor ons is geworden …. heiliging…”. De Bijbel zegt dat we, wat onze positie voor God betreft, nu al volkomen geheiligd zijn door het offer van Jezus. Zijn dood heeft ons volkomen rein gemaakt in Gods ogen. Daarom spreekt de Bijbel de christenen aan als heiligen (Efeze 1:1, Romeinen 1:7).

2. We worden opgeroepen om onszelf te heiligen

“…word … heilig in heel uw levenswandel” (1 Petrus 1:15 )

“…laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.” (2 Korinthe 7:1)

“…wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.” (Openbaring 22:11)

In deze en andere bijbelverzen wordt gezegd dat wij onszelf moeten heiligen. We moeten onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest. Alle terreinen van ons leven moeten worden gezuiverd en onder controle van God gebracht worden. Daarom staat er: “word … heilig in heel uw levenswandel”.

In deze bijbelverzen wordt met heiliging niet onze positie bedoeld, maar een proces. Een proces van steeds voortgaande levensverandering. Als christenen behoren wij te groeien in heiligheid. Er moet een toename in heiligheid zijn: “wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden”.

 

3. Wat is heiliging?

Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. ………….. legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster, en schandelijke taal uit uw mond. Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. ……. Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld …. En doe boven dit alles de liefde aan, die de band van de volmaaktheid is.” (Kolossenzen 3:5-14)

De woorden heiligen en heiliging hebben in de Bijbel een aantal betekenissen[1]. In het Nieuwe Testament bestaat de heiliging in de eerste plaats uit het afleggen van alles wat bij de oude mens[2] hoort en uit het aandoen van alles wat van de nieuwe mens is (Efeze 4:22-25). De heiliging heeft dus een negatieve en een positieve kant. Het gaat om een proces van afleggen en van aandoen. In plaats van over afleggen spreekt de Bijbel ook over doden. En over aandoen als bekleden met.

Legt af

“Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij.” (1 Petrus 2:1)

“Leg daarom af alle vuilheid en elke uitwas van slechtheid…” (Jakobus 1:21)

“Leg daarom de leugen af…” (Efeze 4:25)

“…legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster en schandelijke taal uit uw mond” (Kolossenzen 3:8)

“Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is.” (Kolossenzen 3:5)

Doet aan

Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.” (Kolossenzen 3:12)

En doe boven dit alles de liefde aan, die de band van de volmaaktheid is.” (Kolossenzen 3:14)

Door het proces van afleggen en aandoen, veranderen we steeds meer naar het beeld van God. We worden zoals God Zelf is. We bekleden ons met “de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid” (Efeze 4:24). We veranderen naar het beeld van Christus (Romeinen 8:29).

Dit is een proces dat ons hele leven door zal gaan. Telkens weer zal God ons bepalen bij dingen die afgelegd moeten worden en bij dingen die aangedaan moeten worden.

 

4. Wie zijn betrokken bij onze heiliging?

De heiliging is in de eerste plaats onze eigen verantwoordelijkheid. De Bijbel geeft immers aan ons de opdracht om onszelf te heiligen (2 Korinthe 7:1; Kolossenzen 3:5,8,12,14). Maar ook de Drie-enige God, Vader, Zoon en de Heilige Geest, is er bij betrokken en zelfs onze medechristenen leveren een belangrijke bijdrage. We zullen eerst de rol van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest bespreken. Daarna zullen we stil staan bij wat we zelf moeten doen. En als laatste komt de rol van onze medechristenen aan de orde.

De Vader en onze heiliging

“Want zij hebben ons wel voor een korte tijd, naar het hun goeddacht bestraft, maar Hij doet dat tot ons nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid (Hebreeen 12:10)

 Het is Gods bedoeling dat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. Dat we heilig worden, zoals Hij heilig is. Daar werkt Hij naar toe in ons leven. Zoals een vader zijn kind opvoedt, zo is God bezig om ons op te voeden. Hij wijst de zonde in ons leven aan door zijn Woord en Geest. Hij verwacht dat we daar iets mee doen. Ook tuchtigt Hij ons, om ons onze zonden in te laten zien. God tuchtigt ons meestal door zijn besturing van de omstandigheden. Hij doet dat door moeilijkheden op onze weg te brengen, zodat we Hem leren gehoorzamen.

God is bezig om ons te zuiveren. Daar gebruikt Hij, naast de Bijbel, ook de omstandigheden voor. Alles wat in ons leven gebeurt wordt door God gecontroleerd. Hij brengt ons voortdurend in allerlei situaties die ons confronteren met de uitingen van de oude mens. We komen onszelf tegen. We worden geconfronteerd met zondige houdingen, gewoonten en reacties.

De Bijbel gebruikt het beeld van een smeltoven waarin erts, bijvoorbeeld gouderts, wordt gezuiverd (Jesaja 48:10). Het erts wordt in de oven gesmolten. Door de hitte worden het goud en de onzuiverheden gescheiden. De onzuiverheden in het erts komen bovendrijven. Op dat moment kunnen ze er af geschept worden.  Zo gaat God ook te werk in ons leven.

“Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw Woord in acht” (Psalm 119:67)

“Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren” (Psalm 119:71)

De Zoon en onze heiliging

Niet alleen de Vader, maar ook de Heere Jezus is betrokken bij onze heiliging. Om te beginnen heeft de Heere Jezus ons reeds, wat onze positie voor God betreft, geheiligd door Zijn dood aan het kruis (Hebreeën 10:10). Ook heeft Hij door Zijn dood en opstanding het fundament voor onze vrijheid van de slavernij van de zonde gelegd. Christus heeft ons meegenomen in Zijn dood en opstanding. We zijn met Christus gekruisigd (Romeinen 6). Als gevolg daarvan zijn we rechtens vrij van zonde (Romeinen 6:7). We hoeven niet meer te zondigen. Daarom zegt Paulus tegen de christenen: “laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen”.  (Romeinen 6:12). Deze dingen worden verder uitgelegd in Bijbelstudie 33 “Bevrijding van de macht van de zonde”.

De Heilige Geest en onze heiliging

“Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood” (Romeinen 8:2)

“Maar ik zeg: Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen” (Galaten 5:16)

“Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven” (Romeinen 8:13)

De Heilige Geest is actief betrokken bij onze heiliging. Jezus heeft door zijn dood en opstanding het fundament gelegd en op basis daarvan werkt de Geest in ons leven.  Hij is de kracht achter de heiliging. Door het werk van Christus zijn we rechtens vrij van zonde en de Heilige Geest maakt dat in ons leven tot realiteit. Als  we wandelen door de Geest dan overwint de Geest de zonde in ons (Galaten 5:16). De Bijbel zegt dat wij door de Geest de zonde in ons moeten doden: “Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven” (Romeinen 8:13).

Het is door de Geest en niet door onze eigen kracht dat we de zonde moeten afleggen. De Geest geeft overwinning (Romeinen 8:2). Dit werk van de Geest is één van de beloften van het Nieuwe Verbond (Ezechiel 36:27), die ons deel zijn in Christus. Op deze belofte kunnen we in geloof aanspraak maken.

Als we tot geloof komen zullen we een aantal zondige gewoonten zonder al te veel problemen na kunnen laten. Maar er zijn ook veel zonden die hardnekkiger zijn. Dat zijn bijvoorbeeld zonden waar we aan verslaafd zijn geraakt. Of het gaat om zonden die aansluiten bij de zwakheden van ons karakter. Als we deze zonden proberen af te leggen, ontdekken we al snel dat wij daartoe niet in staat zijn (Romeinen 7:14-23). We kunnen deze zonden alleen afleggen in de kracht van de Heilige Geest.

Onze eigen verantwoordelijkheid

Romeinen 6 begint met de vraag: mogen wij doorgaan met zondigen? Het antwoord van Paulus is: volstrekt niet (Romeinen 6:2)! Daarna legt hij uit waarom dit niet kan. We zijn in Christus vrijgemaakt van de zonde. Dat moet voor ons vast staan. “zo moet het voor u vaststaan …” (Romeinen 6:6,11 NBG 1951) Dat wil zeggen, we moeten hiervan overtuigd zijn. En in dat geloof moeten we “Nee” zeggen tegen de zonde en onszelf als dienstknechten ter beschikking van Jezus stellen.

“Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. En stel u leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God. Want de zonde zal niet over u heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.” (Romeinen 6:12-14)

We moeten er in geloof aanspraak op maken dat de Heilige Geest de zonde in ons dood. En met vertrouwen bidden “Heere rekent u hiermee af”. We moeten er op rekenen dat de Geest in ons zal doen wat wij zelf niet kunnen.[3]

De rol van de medechristenen

“Broeders, …. als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u… zo iemand weer terechtbrengen …..” (Galaten 6:1)

“…onderwijs elkaar en wijs elkaar terecht ….” (Kolossenzen 3:16)

God gebruikt medechristenen om ons op onze zonden te wijzen. Dat is een verantwoordelijkheid die wij tegenover elkaar hebben. Heb jij christenen om je heen die als het nodig is je  terechtwijzen? En wat nog belangrijker is, sta je er voor open, ben je gezegelijk (2 Korintiërs 13:11).

  1. Het woord van God en onze heiliging

“Jezus .. zei …..Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen, en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:31,32)

God heiligt ons door zijn Woord. Het Woord van God is als een spiegel (Jakobus 1:23). Als we erin lezen zien we onszelf zoals God ons ziet. We worden ontdekt aan onze zonden. Als wij voortdurend bezig blijven met Gods Woord en het op ons leven betrekken dan zijn wij waarlijk discipelen van Jezus. En dan hebben we de belofte dat we de waarheid zullen verstaan en dat de waarheid ons vrij zal maken.

 

6. Wie de heiliging verwerpt, verwerpt God

“Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen. …… Daarom wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, Die ook Zijn Heilige Geest in ons heeft gegeven” (1 Thessalonicenzen 4:3-5,8)

 In de Bijbel komen we valse leraren tegen die de noodzaak van de heiliging verwerpen (2 Petrus 2, Judas). Zij leerden dat je behouden kan worden en toch doorgaan met je zondige leven. Zo veranderden zij de genade van God in losbandigheid (Judas 1:4). Maar de Bijbel zegt duidelijk dat wie de noodzaak van de heiliging verwerpt, daarmee God zelf verwerpt: “Daarom wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God”.

Zonder een begin van gehoorzaamheid is ons geloof dood (Jakobus 2:14-26). Op de bekering moet levensverandering volgen (Handelingen 26:20). Als er na de bekering  niets verandert in ons leven is ons geloof dood.[4]

 

Toetsvragen

  1. Leg de volgende uitspraak uit: “We zijn heilig en we moeten heilig worden”.
  2. Wie is er verantwoordelijk voor onze heiliging?
  3. Welke rol speelt de Vader bij onze heiliging?
  4. Welke rol speelt de Zoon bij onze heiliging?
  5. Welke rol speelt de Heilige Geest bij onze heiliging?
  6. Welke rol speelt het Woord van God bij onze heiliging?
  7. Welke les kun je hierover leren uit Psalm 119:11?
  8. Welk aandeel hebben onze medechristenen in onze heiliging?
  9. Mogen wij bij de zonde blijven?
  10. Wat heeft 1 Thessalonicenzen 4:3-8 hierover te zeggen?

[1] Heiligen  betekent in de Bijbel soms toewijden. Iets heiligen is iets aan God afstaan. Als iets geheiligd is dan is het eigendom van God geworden (Zie bijvoorbeeld Deuteronomium 15:19). In die zin zijn wij ook geheiligd. Want Jezus heeft ons gekocht met Zijn bloed en wij zijn daarom Zijn eigendom (1 Korinthe 6:19,20; 1 Petrus 1:18,19; Openbaring 5:9).

In heiligen zit vaak ook de gedachte van afscheiden van het onreine. Jezelf heiligen houdt in dat je contact met het onreine voorkomt of verbreekt. In het Oude Testament ging het vaak om ceremoniële verontreiniging. Als christen hebben we daar niet meer mee te maken. We worden wel opgeroepen om  onszelf onbesmet van de wereld  te bewaren (Jakobus 1:27, 2 Korinthe 6:14-7:1). Tenslotte betekent heiligen in het Nieuwe Testament meestal het afleggen van allerlei zondige houdingen en gewoonten.  En het aandoen van het goede. (Kolossenzen 3:5-14 en Efeze 4:22-25)

[2]Ook bij het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe mens zien we dat de Schrift spreekt over positie en proces. In Christus hebben wij de oude mens reeds afgelegd en hebben we de nieuwe mens aangedaan. Daar wordt over gesproken in de voltooide tijd (Kolossenzen 3:9). Daarom staat er in 2 Korinthe 5:17 dat het oude voorbij is gegaan en dat het nieuwe is gekomen. Dat is zo in Gods ogen. Maar tegelijkertijd roept de Bijbel ons ook op om alles wat bij de oude mens hoort, af te leggen en alles wat bij de nieuwe mens hoort, aan te doen (Efeze 4:22-25). We zijn heiligen en daarom moeten wij ons als heiligen gedragen: “zoals het heiligen past” (Efeze 5:3).

[3] Dit wordt verder uitgewerkt in Bijbelstudie 33 “Bevrijding van de macht van de zonde” en Bijbelstudie 34″Strijd tegen de zonde”.

[4] Dat betekent niet dat je een bepaalde graad van heiligheid moet behalen om behouden te kunnen worden. We worden niet behouden door onze werken, maar door het geloof en uit genade (Efeze 2:8,9; Romeinen 4:5). Een christen kan struikelen en in de worsteling met de zonde de nederlaag leiden (Romeinen 7:13-16; 1 Johannes 1:8,10 ) Wat niet kan, is dat iemand bewust de noodzaak van de heiliging verwerpt. Zie Bijbelstudie 36 “Het behoud is alleen door het geloof”.