Zijn alle gaven nog voor nu?

Inleiding

 

Komen alle geestesgaven tegenwoordig nog voor?

 “Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.” (1 Korinthe 12:11)

 

De Heilige Geest bepaalt welke gaven Hij uitdeelt aan de gemeente. “Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil Daarin is de Heilige Geest volkomen vrij. Hij zal die geestesgaven geven die in elke situatie nodig zijn voor de opbouw van de gemeente.

Een aantal van de geestesgaven die in het Nieuwe Testament genoemd worden hebben te maken met de grondlegging van de gemeente. De grondlegging van de gemeente heeft plaats gevonden in de tijd van de apostelen. Na de dood van de apostelen was deze unieke periode in de geschiedenis van de kerk voorbij. De gaven die met deze periode te maken hebben: apostel en profeet, komen sinds die tijd niet meer voor. Het fundament van de kerk is namelijk gelegd, en deze gaven zijn dus niet meer noodzakelijk. “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is” (Efeze 2:19,20). Het fundament van de kerk zijn de openbaringen die de apostelen en de nieuwtestamentische profeten kregen (Efeze 3:5-7). Deze openbaringen zijn voor ons opgetekend in het Nieuwe Testament.

 Dan zijn er ook nog de tekengaven: gaven van genezingen, krachten, spreken in tongen (talen) en het vertalen van tongen.[1] Deze gaven zijn bedoeld ter bevestiging van de waarheid van het evangelie (Marcus 16:15-18; Hebreeën 2:3,4). Het is twijfelachtig of deze gaven sinds de tijd van de apostelen nog voor gekomen zijn.

 

Apostel

Apostel betekent letterlijk “Hij, die gezonden is”. Een apostel is dus een gezant van God. Het woord apostel wordt in het Nieuwe Testament op verschillende manier gebruikt. Het kan simpelweg afgezant betekenen. Iemand die met een bepaalde taak (door de gemeente) gezonden is. Bijvoorbeeld om een gift van de gemeente weg te brengen (2 Korinthe 8:16-24). Maar in de eerste plaats moeten we bij het woord apostel aan de twaalf apostelen denken.

-De twaalven

De twaalf apostelen waren mannen, die door Jezus zelf uitgekozen waren om getuigen te zijn van zijn leven en opstanding (1 Johannes 1:1-3; Handelingen 1:22). Aan deze twaalf apostelen gaf Jezus een heel speciale belofte. De Heilige Geest zou hen na zijn opstanding en verheerlijking in heel de waarheid leiden. “Deze dingen heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik bij u verblijf. Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:25,26) “Nog veel heb Ik tegen u te zeggen, maar u kunt het nu niet dragen. Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen.”  (Johannes 16:12,13) Dit heeft de Heilige Geest gedaan. God heeft er voor gezorgd dat het onderwijs van de apostelen voor ons bewaard gebleven is, door het te laten optekenen in het Nieuwe Testament. De apostelen vormen dan ook het fundament van de gemeente. Ons geloof steunt op hun onderwijs, zoals dat aan ons overgeleverd is in het Nieuwe Testament. “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven” (Johannes 17:20)  God heeft het gezag en daarmee dus ook de boodschap van de apostelen bevestigd door hen macht te geven om tekenen en wonderen te doen. “hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en die aan ons is bevestigd door hen die hem gehoord hebben. God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen, en allerlei krachten en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil.” (Hebreeën 2:3,4). Deze tekenen en wonderen werden in de eerste plaats verricht door de apostelen (Handelingen 2:43; 5:12). Daarom worden tekenen, wonderen en krachten in 2 Korinthe 12:12 de “tekenen van een apostel” genoemd.

-Paulus

Paulus hoorde niet bij de oorspronkelijke twaalf apostelen. Jezus heeft hem pas later, een tijd na zijn opstanding, als apostel aangesteld (Handelingen 26:12-18; Galaten 1:15-17; Romeinen 1:1-5; 1 Timotheüs 2:3-7). Paulus bezat hetzelfde gezag als de andere apostelen. De andere apostelen erkenden Paulus dan ook als hun gelijke (Galaten 2:7-9).  Paulus voldoet aan dezelfde criteria als de andere apostelen. 1. De apostelen waren door Jezus zelf aangesteld. 2. Ze hadden Jezus gezien na zijn opstanding. 3. Ze werden speciaal door de Heilige Geest geleid in de waarheid. 4. Ze verrichten tekenen en wonderen als bevestiging van hun apostelschap. Deze vier dingen gelden ook voor Paulus. Hij is net als hen aangesteld door Jezus zelf. Ook hij heeft Jezus gezien na zijn opstanding (Handelingen 9:1-8,17;1 Korinthe 9:1; 15:8,9). Paulus verrichte net als hen tekenen en wonderen ter bevestiging van zijn apostelschap (2 Korinthe 12:12; Romeinen 15:18,19; Handelingen 19:12; 28:7-9). Ook Paulus werd evenals de andere apostelen door de Heilige Geest geleid in de waarheid (Galaten 1:11,12; Efeze 3:1-7).

Paulus was de laatste apostel, die Jezus aangesteld heeft. Sinds die tijd is er niemand meer geweest, die aan de hierboven gegeven criteria kan voldoen. Een belangrijk kenmerk van de apostelen was de openbaring die ze kregen. Aan hen werd door de Heilige Geest geopenbaard wat wij als christenen moeten geloven. Deze openbaring is compleet (Openbaringen 22:18,19). Er zijn tegenwoordig geen mensen meer zoals de apostelen. Mensen die openbaringen krijgen voor deze tijd, waaraan wij ons als christenen hebben te houden (zie Bijbelstudie 28).

 

Profeet
Naast de apostelen kenden de christenen, in de tijd van het Nieuwe Testament, ook profeten. De apostelen en profeten namen de belangrijkste positie in binnen de gemeente. Daarom worden ze in 1 Korinthe 12:28 en Efeze 4:11 als eerste genoemd. De apostelen en profeten waren zo belangrijk omdat zij de woorden van God overbrachten aan de gemeente. Zowel de apostelen als de profeten spraken namens God. Hun woorden waren de woorden van God. “…het geheimenis van Christus, dat in andere tijden niet bekendgemaakt is aan de mensenkinderen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en profeten door de Geest, namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus door het Evangelie” (Efeze 3:4-6) Deze openbaring van God is voor ons opgetekend in het Nieuwe Testament. “… overeenkomstig mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, overeenkomstig de openbaring van het geheimenis dat door de tijden der eeuwen heen verzwegen was, maar dat nu geopenbaard is en door de profetische Schriften onder alle heidenen bekendgemaakt is…” (Romeinen 16:25,26) Na de voltooiing van het Nieuwe Testament waren er geen profeten meer nodig. Wij hoeven de woorden van God niet meer te horen van een apostel of een profeet zoals de christenen in de eerste eeuw na Christus. In plaats daarvan kunnen we het Nieuwe Testament openslaan en daar de woorden van God lezen. Na de tijd van de apostelen werden de profeten overbodig en sinds die tijd zijn er dan ook geen profeten meer geweest.[2]

Daarom staat in het laatste boek van het Nieuwe Testament een ernstige waarschuwing tegen het toevoegen aan Gods woord (Openbaring 22:18,19).

Het Nieuwe Testament is compleet, naast de Bijbel hebben we geen nieuwe openbaringen via profetie meer nodig.

De tekengaven

Met de tekengaven worden de gaven van genezingen, krachten, talen en de uitleg van talen bedoeld. Deze gaven zijn  tekenen die de waarheid van het evangelie bevestigen (Marcus 16:17,18; Hebreeën 2:3,4).

Over deze vier gaven bestaat veel verwarring. Sommigen beweren dat deze gaven tegenwoordig niet meer voorkomen. De argumenten voor dit standpunt zijn sterk. Als je de Bijbel bestudeerd krijg je de indruk dat deze gaven speciaal verbonden waren met de eerste grondleggende periode van de kerk. De gave van genezing was bijvoorbeeld in het bijzonder een bevestiging van het gezag van de apostelen (2 Korinthe 12:12). De kerkgeschiedenis lijkt dit standpunt te bevestigen. We hebben geschriften van christenen uit de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis die zeggen dat de tekengaven sinds de tijd van de apostelen verdwenen zijn. Bovendien vinden we in de kerkgeschiedenis geen voorbeelden van mensen, die op dezelfde spectaculaire wijze als Jezus en de apostelen voortdurend mensen genazen. Het valt echter niet helemaal uit te sluiten dat God deze gaven in speciale omstandigheden nog wel eens geeft. De Heilige Geest is immers vrij om gaven uit te delen zoals Hij wil.[3] De christenen, die van mening zijn dat God de tekengaven niet meer geeft, geloven overigens wel dat God nog steeds wonderen kan doen in antwoord op gebed. Maar dat heeft niets met geestesgaven te maken.

Anderen zijn van mening dat deze gaven tegenwoordig nog steeds voor moeten komen. Deze gaven kunnen dus niet alleen voorkomen, je moet, volgens hen, verwachten dat God deze gaven ook vandaag nog aan de gemeente zal geven. Wanneer deze gaven niet meer voorkomen, wordt dat gezien als een teken van geestelijke zwakte. Dit standpunt kan niet vanuit de Bijbel bewezen worden. De Bijbel wijst eerder in de richting van het andere standpunt. De Geest deelt uit gelijk Hij wil. Het staat Hem vrij om bepaalde gaven niet meer te geven. Ook gaat dit standpunt volledig voorbij aan de kerkgeschiedenis. Hoe komt het, dat we na de periode van de apostelen niets meer horen over deze gaven? Met uitzondering van een aantal ketterse groeperingen, claimde niemand deze gaven te bezitten. Komt dat, omdat de kerk geestelijk zwak was? Kun je dat zeggen van de kerk van de reformatie of van de geweldige opwekkingsbewegingen uit de achttiende en negentiende eeuw? Ontbrak het mensen als Luther en Whitefield aan geestelijke kracht? Dat is wel erg aanmatigend!  Ook blijkt na onderzoek keer op keer weer, dat deze gaven niet functioneren in de groepen, die dit standpunt innemen (charismatische beweging; pinkstergemeenten). Neem bijvoorbeeld de gave van genezing, deze gave is goed te controleren. Iedere keer weer blijkt er sprake te zijn van bedrog. Er geneest soms wel een enkeling, maar dat zijn slechts grote uitzonderingen. Er geneest bijna niemand en vaak gaat het bij deze genezingen ook nog om mensen met vage klachten.
Toetsvragen
1. Wat is de betekenis van het woord apostel?
2. Waarom waren de twaalf apostelen en Paulus uniek?
3. Zijn er tegenwoordig nog apostelen zoals Paulus? Leg uit.
4. Waarom hebben wij tegenwoordig geen profeten meer nodig?
5. Wat wordt bedoeld met de tekengaven?
6. Noem drie tekengaven.
7. Welke standpunten zijn er over de tekengaven?
8. Noem de argumenten voor het standpunt dat deze gaven tegenwoordig niet meer voorkomen?
9. Welke argumenten kun je inbrengen tegen het standpunt dat deze gaven tegenwoordig nog steeds voor moeten komen?
10. Komen de tekengaven voor in de charismatische beweging?

[1] Voor een bespreking van tongentaal zie Bijbelstudie 27 “Spreken in tongen”.

[2] Profetie als openbaring komt niet meer voor want de Bijbel is compleet. Maar profetie als leiding zou tegenwoordig nog  wel voor kunnen komen. Voor meer uitleg over profetie zie Bijbelstudie achtentwintig.

[3] God zou ook tegenwoordig nog de gave van genezing kunnen geven, ter bevestiging van de evangelieverkondiging (Marcus 16:17,18; Hebreeën 2:3,4; Romeinen 15:18,19). Vooral in een heidense omgeving, waar de satan om zijn macht te bevestigen wonderen doet, kun je, je voorstellen dat God de evangelieverkondiging op deze manier bevestigt. Marcus 16:17,18 staat in het verband van de zendingsopdracht. Het uitdrijven van demonen en het drinken van iets dodelijks zijn overigens geen geestesgaven.