De komst van de Heilige Geest

Inleiding

 Vlak voor Zijn dood beloofde Jezus Zijn discipelen de Heilige Geest. De Heilige Geest zou Zijn plaats innemen. Tot dan toe was Jezus hun Trooster en Helper geweest. Maar straks, als Jezus er niet meer zou zijn, zou de Heilige Geest deze taak overnemen.

 

“En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.” (Johannes 14:16-17)

De Heilige Geest zou komen om in hun hart te wonen en voor eeuwig bij hen te zijn.

 Na Zijn opstanding, vlak voor zijn Hemelvaart, beloofde Jezus opnieuw dat Hij de Heilige Geest zou zenden. De Heilige Geest zou hen kracht geven om van Jezus te getuigen.

“…u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde” (Handelingen 1:8)

Op de Pinksterdag, tien dagen nadat Jezus ten hemel gevaren was, deed Jezus wat Hij had beloofd. Hij zond de Heilige Geest.

 

De komst van de Heilige Geest

“En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen. En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken… Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.” (Handelingen 2:1-4,33)

 Er gebeurde precies wat Jezus gezegd had. De Heilige Geest kwam en vervulde hen. De discipelen ontvingen door de Heilige Geest kracht om van Jezus te getuigen. Ze beginnen onmiddellijk door de Geest in verschillende talen over de grote werken van God te spreken (Handelingen 2:8-11).

 

De Geest was er nog niet

“En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was” (Johannes 7:37-39)

Voor de Pinksterdag was de Heilige Geest er nog niet.

Dat betekent niet dat de Geest voor de Pinksterdag niet werkzaam was. We zien in de Bijbel dat de Heilige Geest reeds lang voor de dood en de opstanding van Jezus actief was onder het volk Israël.

In het Oude Testament lezen we regelmatig dat de Heilige Geest op mensen kwam, hen vervulde en aangreep.

“Toen kwam de Geest van de HEERE op Jefta, en hij trok door Gilead en Manasse. Vervolgens trok hij door Mizpe in Gilead, en vanuit Mizpe in Gilead trok hij op naar de Ammonieten.” (Richteren 11:29 )

“Toen bekleedde de Geest van de HEERE Gideon. Hij blies op de bazuin, en Abiezer werd achter hem bijeengeroepen Ook stuurde hij boden door heel Manasse en ook dat werd achter hem bijeengeroepen….” (Richteren 6:34,35).

“Daarna sprak de Heere tot Mozes: Zie, Ik heb Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, uit de stam Juda, bij zijn naam geroepen. Ik heb hem vervuld met de Geest van God, met wijsheid, inzicht, kennis en allerlei vakmanschap, om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper; en om edelstenen te bewerken en in te zetten, en om hout te bewerken, dus om allerlei werk te verrichten.” (Exodus 31:1-5)

Gods Geest kwam in die tijd echter niet op of over iedere gelovige. Gods Geest kwam slechts over enkelen om hen kracht en wijsheid te geven voor een speciale door God gegeven taak. Bijvoorbeeld om legers aan te voeren (Gideon en Jefta), het volk Israel te leiden (Mozes), de tabernakel te ontwerpen en te bouwen (Bezaleël)  of de tempeldienst te verrichten (Aäron en zijn zonen).

Tussen het werk van de Heilige Geest in het Oude Testament en het werk van Gods Geest na de uitstoring op de Pinksterdag bestaan duidelijke verschillen.

  1. Gods Geest rust in deze tijd niet slechts op sommige gelovigen maar op elke gelovige (Romeinen 8:9; 1 Korinthe 12:12,13).
    2. Er wordt zelfs gezegd dat de Heilige Geest in ons hart woont. Hij rust niet slechts op ons, en komt niet slechts over ons, maar Hij woont in ons (Johannes 14:16,17).
  2. Ook wordt ons beloofd dat de Heilige Geest nimmer van ons zal wijken. “En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid” (Johannes 14:16). In het Oude Testament was dit niet vanzelfsprekend. We lezen bijvoorbeeld dat de Heilige Geest van Saul week omdat Hij ongehoorzaam was (1 Samuel 16:14). Tot twee keer toe negeerde Hij Gods bevelen (1 Samuel 13:8-14; 1 Samuel 15). De Heilige Geest kon dus van mensen wijken als zij ongehoorzaam waren. Hier was David zich bewust van. Daarom bidt hij in psalm 51: “neem uw Geest niet van mij.” (Psalm 51:13) David was bang dat God, vanwege zijn zonde met Bathseba, de Heilige Geest van hem weg zou nemen.

Het verschil tussen het werk van de Heilige Geest in de gelovigen voor de Pinksterdag en na de Pinksterdag is zo groot dat Johannes zegt: “want de Geest was er nog niet” (Johannes 7:39).

 

Op het moment van onze bekering komt de Heilige Geest in ons wonen

“En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.” (Handelingen 2:38)

Op het moment dat je, je bekeert ontvang je de Heilige Geest. Op het moment dat je gelooft ontvang je onmiddellijk vergeving van zonden en je ontvangt ook onmiddellijk de Heilige Geest.

Als je de Geest niet hebt dan hoor je niet bij Chris­tus. Christen zijn en de Heilige Geest hebben gaan samen. Het ene kan niet zonder het andere.

“In­dien iemand de Geest van Christus niet heeft die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9)

De Bijbel gaat er eenvoudigweg vanuit dat iedere christen de Geest heeft. De brieven in het Nieuwe Testament zijn speciaal geschreven voor de gemeente. In het onderwijs dat in de brieven wordt gegeven wordt er altijd zondermeer van uitgegaan dat alle christenen de Heilige Geest hebben (Zie bijvoorbeeld 1 Korinthe 3:16 en 6:19). Er zijn dus niet twee soorten christenen, zij die gedoopt zijn met de Geest en zij die niet gedoopt zijn. Christenen met en christenen zonder de Geest.

 

De overgangstijd

Toch zijn er christenen (pinksterchristenen; sommigen binnen de charismatische beweging) die dit ontkennen. Zij beweren dat het mogelijk is om christen te zijn en toch de Heilige Geest niet te hebben. Als bewijs citeren ze een aantal Bijbelgedeelten uit het boek Handelingen. Het gaat om de volgende Bijbelgedeelten: Handelingen 2:1-4, Handelingen 8:4-25 en Handelingen 19:1-7.

Handelingen 2:1-4

De discipelen ontvingen op de pinksterdag de Heilige Geest maar ze geloofden voor die tijd al. De verklaring is heel eenvoudig en wordt door Jezus zelf gegeven in Johannes hoofdstuk 16.

“En nu ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat u heen? Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, heeft de droefheid uw hart vervuld. Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen, maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden.” (Johannes 16:5-7)

De Heilige Geest kwam pas op de Pinksterdag. Voor die tijd was de Geest er nog niet en kon de Heilige Geest dus ook niet in het hart van de discipelen wonen (Johannes 7:37-39). Tegewoordig, vele jaren na de komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag, is de Heilige Geest er wel. Daarom ontvangen wij direct op het moment van onze bekering de Heilige Geest en niet een aantal jaren later, zoals de discipelen.

 

Handelingen 8:4-25

De Samaritanen waren tot geloof gekomen door de prediking van Fillippus maar ze ontvingen niet onmiddellijk de Heilige Geest. Ze ontvingen de Heilige Geest pas op het moment dat Petrus en Johannes uit Jeruzalem kwamen en hen de handen oplegden. Betekent dit, dat het vandaag de dag mogelijk is om christen te zijn zonder dat de Heilige Geest in je hart woont? Dat kan niet, in de brieven (die aan ons als christenen gericht zijn) wordt er overal van uitgegaan dat iedere christen de Heilige Geest heeft. Ook zegt Paulus zeer nadrukkelijk in Romeinen 8:9 dat iemand die de Geest niet heeft niet bij Jezus hoort. En Petrus zegt heel duidelijk op de Pinksterdag, tegen de vergaderde menigte in Jeruzalem, dat zij de Geest zullen ontvangen als ze zich bekeren (Handelingen 2:38).

Het moet hier dus om een heel bijzondere, uitzonderlijke situatie gaan. Waarom gaf God deze gelovigen niet gelijk de Heilige Geest zoals Hij dat vandaag de dag doet?

God deed dit om de eenheid in de gemeente te bewaren. Door de Geest pas te geven nadat Petrus en Johannes gekomen waren en hen de handen oplegden zorgde God ervoor dat de Samaritanen de Joodse gelovigen aanvaarden als medegelovigen. En andersom zorgde God er zo voor dat de Joodse gelovigen de Samaritanen als medegelovigen aanvaarden. De Joden en de Samaritanen konden elkaar namelijk niet uit staan, ze haten elkaar (Johannes 4:9; Lucas 9:52-54).

Handelingen 19:1-7
In dit Bijbelgedeelte is helemaal geen sprake van christenen die de Heilige Geest niet ontvangen hebben. De discipelen van Johannes de doper die Paulus tegen kwam hadden het evangelie nog niet begrepen. Daarom geloofden ze nog niet, en daarom hadden ze dus ook de Heilige Geest nog niet ontvangen.

Toetsvragen

  1. Wat beloofde Jezus zijn discipelen vlak voor zijn dood?
  2. Wanneer kwam de Heilige Geest?
  3. Was de Geest werkzaam voor de Pinksterdag?
  4. Waarom wordt er in het Johannes evangelie gezegd: “de Geest was er nog niet”?
  5. Heeft iedere christen de Heilige Geest?
  6. Wanneer komt de Heilige Geest in ons hart wonen?
  7. Wat zegt Romeinen 8:9 over mensen die de Geest niet hebben?
  8. Wordt er in de brieven (van het Nieuwe Testament) onderwijs gegeven aan christenen hoe ze de Heilige Geest moeten ontvangen?
  9. Waarom ontvingen de Samaritanen in Handelingen 8 niet gelijk, toen ze tot geloof kwamen, de Heilige Geest?
  10. Geloofden de discipelen van Johannes de doper, die Paulus (Handelingen 19) tegen kwam, al in het evangelie?